Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [9]Hij heeft het tegen [10]Hem verdorven; het zijn [11]Zijn kinderen niet; de schandvlek is hun; het is een verkeerd en verdraaid geslacht. 9. Namelijk, Israel. 10. Namelijk, den HEERE. 11. Te weten, die het alzo verdorven en zo schandelijk gemaakt hebben. Anders, hun gebrek is niet zijner kinderen; dat is, betaamt dengenen niet, die zijn kinderen genaamd worden, dewijl het niet uit zwakheid, maar uit moedwil en een onboetvaardig hart voortkomt.